Het geloof in ‘ik’ doet pijn
Wie ben je werkelijk? Een mirakel en een mysterie. Je ‘bent’ er. Een uitdrukking van, en kanaal voor levens- en creatiekracht. Zonder dat je daar iets voor hoeft te doen. Je zijn is geen statisch zijn, maar een zijn in beweging. Of zoiets. Het is niet in woorden of concepten te vatten wie je werkelijk bent.
Laten we voor het gemak zeggen dat je een ervarend wezen bent met het vermogen om te denken. Met dat vermogen om te denken, ‘bedenk’ je een zelfbeeld, een ego. Dat zelfbeeld is niet wie je werkelijk bent, maar wie je gelooft te zijn. Omdat je dit zelfbeeld niet bewust bedenkt, heb je niet in de gaten dat het bedacht is.
Identificatie met de verhalen van ‘ik’
Als baby heb je nog geen concept van jezelf en van ruimte en tijd. Je maakt je geen voorstelling van ‘ik’ en ‘jij’, van gisteren, vandaag en morgen. Maar al snel ontwikkelt zich het vermogen om conceptueel te denken. En dan gaat je brein alles wat je meemaakt verwerken tot ideeën, concepten, herinneringen. Het trekt conclusies over jezelf op grond van wat je meemaakt. Die conclusies zijn altijd interpretaties, dus per definitie onvolledig en onwaar.
Op grond van die conclusies doet je brein voorspellingen over de toekomst. Bijvoorbeeld: je wordt altijd als laatste gekozen bij de gymles. Je trekt de conclusie dat je iemand bent die er niet bij hoort. Of dat sporten nu eenmaal niets voor jou is. Of dat je moet zorgen dat je fysiek sterker wordt om je te kunnen handhaven. Of dat je moet vertrouwen op je intellect om te voorkomen dat je ooit weer het gevoel krijgt dat je er niet bij hoort. Je ervaring en de duiding die je denken er aan geeft, gaan je perceptie kleuren. Iedere keer dat je bevestigt ziet wat je gelooft, wordt je zelfbeeld vastomlijnder.
Geen wonder dat je jezelf gaat identificeren met dat zelfbeeld. Ook je omgeving versterkt de overtuiging dat je Marietje of Pietje bent met die en die typische kenmerken. Een afgescheiden ik.
Controle of ‘laten gebeuren’
Het ene moment ben je meer geïdentificeerd met het zelfbedachte ik dan op andere momenten. Het verschil is duidelijk merkbaar. Als de verhalen van ik op de voorgrond staan, ervaar je afgescheidenheid, tekortschieten, verwijt, onzekerheid, angst, ergernis. Je gelooft dat er iets moet veranderen aan je ervaring om weer oké te zijn. De ander moet zijn beeld van jou bijstellen. Jij moet zelf iets anders voelen dan je voelt. Of ergens anders zijn dan je bent. Je omstandigheden moeten veranderen, enzovoort.
Op andere momenten verdwijnen de verhalen van ik. Dan ben niet met jezelf bezig, maar ga je op in waar je mee bezig bent. Je vergelijkt jezelf niet met anderen, maar doet gewoon je ding. Je bent niet in verzet tegen je ervaring, maar neemt hem zoals hij komt. Je probeert niet je ervaring te controleren, maar reageert op een vanzelfsprekende en heldere manier op wat het moment van je vraagt. Je ervaart verbondenheid, overvloed, veerkracht.
Je hoeft ‘ik’ niet op te lossen
Het geloof dat je niet goed genoeg bent, dat je geen liefde waard bent, is ego. Het komt voort uit je denken, en niet uit je zijn. Je denken onderscheidt, beoordeelt, voorspelt, vult in, meet en weegt. Je zijn doet niets van dit alles. Het is zichzelf genoeg.
Het geloof dat je niet goed genoeg bent, is niet dus iets dat je met je denken kunt oplossen. Het lost op als je ziet dat je zijn je ware essentie is. Dat je zelfbeeld niet werkelijk bestaat.
Je brein doet wat het doet. Soms leidt dat tot een interpretatie van wat voorligt die pijnlijk is. Dan neem je de dingen vervormd waar door het filter van je ego. Zo’n ‘egokramp’ kun je niet voorkomen. Je doet ook niets fout als je er inschiet. Dat gebeurt gewoon.
Maar je kunt wel gaan zien dat je weliswaar een zelfbeeld hebt, maar dat je niet dit zelfbeeld bent. Dat het bedacht is. En dat zal je ervaring van het leven ingrijpend veranderen.